Galerie
Naar huis
Vanmiddag langs de rivier gelopen. Het was koud en helder, er stond een straffe wind en ik liep tegen de koude, winterse, maar eerlijke wind in. Dat is de rivier. De rivier stroomt, en de wind, de wind waait me met zijn koude adem om de oren. En de uiterwaarden. En de ganzen op de krib, de dijk om het water te beteugelen, en ik. Ik loop en loop en voel me verwant en verbonden en snuif de lucht op en ervaar de koude en de eerlijkheid en dat alles is zoals het is en dat het niet omkeerbaar is. Zo loop ik daar; wetende dat het niet zo veel is en dat ik er toch van geniet en dat ik blij ben dat ik daar lopen mag en dat het niets bijzonders is. Er lopen zoveel mensen zomaar ergens. Toch is dat tegelijkertijd een groot wonder, dat al die mensen maar lopen en dat ik daar eigenlijk niets van begrijp. Dan denk ik, ” ik ga maar eens naar huis en probeer wat te werken,” omdat dat de pijn van het niet begrijpen voor mij verzacht. Maar ik loop door, tegen de koude ijzige wind in, over de dijk langs de rivier, richting het oosten waar de wind vandaan komt. Het is bijna kerstmis en van werken komt deze dagen ook niet zo bar veel.